Ouders die zich bij Scope aanmelden hebben vragen over de ontwikkeling van hun kind. Vaak maken zij zich zorgen. Ouders vertellen ons bijvoorbeeld dat hun kind niet meer naar school wil, zich terugtrekt, prikkelbaar of somber is. Zij zien dat hun kind zich op school voorbeeldig gedraagt maar thuis om ‘niks’ in woede uitbarst. Of zij merken dat hun kind ’s avonds in bed nog uren ligt te piekeren en niet in slaap kan komen. Sommige ouders geven aan dat hun kind extreem beweeglijk en afleidbaar is, of meer in zijn mars heeft dan het laat zien in zijn citoresultaten. Ouders voelen zich machteloos, willen het gedrag van hun kind beter begrijpen. Zij vragen zich af: moeten wij iets anders doen? Of is er misschien sprake van faalangst, onderpresteren, hoogbegaafdheid?
Wat is de eerste stap?
Wat de vraag ook is, de eerste stap is eigenlijk atijd een uitgebreide (telefonische) intake. Tijdens dit orienterende gesprek is er ruimte om over en weer kennis te maken en de hulpvraag te verkennen. Op basis van het intakegesprek bepalen de ouders en de orthopedagoog samen wat een logische eerste stap is. Is intelligentieonderzoek geindiceerd, dan moet een keuze gemaakt worden voor het meest passende onderzoeksmiddel. Afhankelijk van (de leeftijd van) het kind, de situatie en de hulpvraag, selecteert de orthopedagoog een van de volgende intelligentietests:
De WPPSI-III: voor kinderen van 2,5 tot 7 jaar;
De RAKIT-2: voor kinderen van 4-12 jaar;
De WISC-III: voor kinderen van 6-17 jaar;
De WAIS: voor cliënten vanaf 17 jaar;
De SON-R: non-verbale intelligentietest;
De NIO: schoolkeuzeonderzoek voor leerlingen vanaf groep 7.
Hebben de ouders over het eerste contact een goed gevoel en zijn zij ervan overtuigd dat intelligentieonderzoek de juiste stap is, dan wordt de aanmelding bevestigd met behulp van een digitaal aanmeldingsformulier en een toestemmingverklaring. Er kan dan een datum worden ingepland voor de afname het onderzoek. Om het kind zo goed mogelijk in beeld te krijgen worden er vaak tevens een aantal screeningslijsten opgestuurd die ingevuld moeten worden door de leerkracht en de ouders.
Hoe ziet de dag van het onderzoek eruit?
Scope kent geen wachtlijsten waardoor onderzoek eigenlijk altijd binnen twee weken plaats kan vinden. Intelligentieonderzoeken worden meestal ingepland in de ochtend, tussen 9.00-12.00 uur. Wij vragen ouders altijd om het kind een tasje mee te geven met daarin wat lekkers te eten en te drinken.
Het onderzoek neemt meestal zo’n 3 uur in beslag, maar in sommige gevallen kan dit ook 4 of 5 uur worden. Het onderzoek wordt dan verdeeld over twee of drie dagen. De hoeveelheid tijd die nodig is hangt af van een aantal factoren, zoals de leeftijd en het concentratievermogen van het kind, de aanwezigheid -al dan niet- van faalangst en de hoogte van de prestaties (hoe verder het kind komt, hoe langer de test duurt).
Wij vinden het erg belangrijk dat het kind zich volledig op zijn of haar gemak voelt en nemen daarom uitgebreid de tijd voor onze onderzoeken. Tussen de testonderdelen door gaan we met de kinderen voetballen, spelletjes doen of even een wandelingetje maken, zodat het kind plezier beleeft aan de ochtend en tussendoor lekker kan ontspannen.
Wat wordt er precies gemeten?
Een intelligentieonderzoek geeft een breed beeld van het cognitief functioneren van uw kind. Het laat zien wat de sterke kanten zijn van uw kind en ook met welke vaardigheden het misschien meer moeite heeft. Daarnaast noteert de onderzoeker tijdens de testafname altijd nauwkeurig wat het kind laat zien met betrekking tot taakaanpak, werkhouding en motivatie. Ook de gesprekjes tussendoor en eventueel ingevulde vragenlijsen bieden vaak waardevolle informatie.
De IQ test zelf bestaat uit vragen en opdrachten. Deze meten zowel aangeleerde kennis als begrip, inzicht en probleemoplossende vaardigheden. Globaal kan gezegd worden dat een deel van de subtests een beroep doet op vaardigheden die met taal te maken hebben (verbale taken), terwijl andere subtests meer handelingsgerichte opdrachten betreffen (performale taken). Op basis van de scores kan een uitspraak gedaan worden over het verbale IQ (VIQ), het performale IQ (PIQ) en het totale IQ (TIQ), zoals het kind het op dat moment laat zien.
Een IQ-score: en dan?
Het IQ of intelligentiequotient is een gangbare maat om de intelligentie te meten. Het kan soms een verklaring bieden voor problemen in het verleden of helpen bij een voorspelling voor de nabije toekomst (bijvoorbeeld schoolniveau). Een IQ score van 100 is gemiddeld, de standaardafwijking is 15. Een IQ van 110 of hoger komt bij 1 op de 4 mensen voor. Hele lage of hoge IQ’s zijn zeldzaam.
IQ score
> 130 Zeer begaafd
121-130 Begaafd
111-120 Bovengemiddeld
90-110 Gemiddeld
80-89 Beneden gemiddeld
70-79 Laag begaafd / moeilijk lerend
35-69 Lichte tot matige verstandelijke beperking
Om u een idee te geven van de betekenis van de verschillende IQ scores in maatschappelijk opzicht, vindt u hier een overzicht van de relatie tussen opleiding en IQ.
IQ score
125 Doctoraat (dr)
115 Doctoraat (drs/ir/mr)
108 HBO
98/100 MBO/VMBO (theoretische of gemengde leerweg)
90 VMBO (kader, beroepsgericht leerweg)
10-90 Praktijkonderwijs
<70 ZML onderwijs
Een IQ score staat niet voor het leven vast en heeft ongeveer een geldigheidsduur van 1-2 jaar. Intelligentie kan ook binnen bepaalde marges ontwikkelen, mits een kind op de juiste manier wordt gestimuleerd. De handelingadviezen uit het verslag en het adviesgesprek zijn daarbij vaak helpend.
Rapportage en adviesgesprek
Omdat wij weten hoe spannend het is om een intelligentieonderzoek af te laten nemen, doen wij ons best om de verslaglegging zo snel mogelijk in orde te maken. Meestal kunt u binnen een week na de laatste onderzoekssessie een uitgebreid onderzoeksverslag van ons verwachten. Ongeveer een week nadat u het onderzoeksverslag van ons hebt ontvangen kunt u bij ons terecht voor het adviesgesprek. De onderzoekster neemt dan samen met u het hele verslag nog eens stap voor stap door zodat u al uw vragen kunt stellen. Indien gewenst kan er ook een gesprek op school plaatsvinden, zodat ook de leerkracht en de ib-er hun vragen kunnen stellen en de handelingsadviezen gezamenlijk doorgesproken kunnen worden.
Wanneer beter niet testen?
Zijn er ingrijpende gebeurtenissen geweest in het leven van uw kind? Is uw kind ziek, in de rouw of om een andere reden uit het veld geslagen? Dan is het raadzaam om een IQ test uit te stellen. De kans is groot dat uw kind in beslag genomen wordt door emoties, en dat komt de betrouwbaarheid van een onderzoek niet ten goede. Twijfelt u aan de deskundigheid van de psycholoog of orthopedagoog die uw kind gaat testen? Denk dan ook twee keer na voor u ja zegt. De afname van een intelligentieonderzoek verloopt volgens vaste protocollen, maar is tegelijkertijd maatwerk. Een betrouwbare testafname bij een (vermoedelijk) hoogbegaafde kind vraagt om specifieke kennis en ervaring van de onderzoeker.
Tips en aandachtspunten
Hoogbegaafde kinderen denken vaak snel, simultaan, associatief en kunnen daardoor met onverwachte antwoorden komen. Zij denken soms te ver door waardoor zij het meest voor de hand liggende antwoord over het hoofd zien (of denken: “dat zal die mevrouw van het onderzoek vast niet bedoelen…”). Het antwoord dat zij geven is dan fout volgens het boekje, maar kan gestoeld zijn op een zuivere en complexe redenering. Soms ook geeft een kind antwoord op een andere vraag dan waar de onderzoeker op doelde. Misschien is dat antwoord wel correct en blijkt de vraag multi-interpretabel. Sommige (hoogbegaafde) kinderen moeten bewegen om goed te kunnen denken. Zij doen graag meerdere dingen tegelijk en haken af bij een te laag tempo. Niet zelden is er sprake van faalangst, perfectionisme, weerstand om te werken onder tijdsdruk. Het is belangrijk dat de onderzoeker dit soort dingen herkent en weet hoe dit in de beeldvorming mee te nemen.
Verder is het belangrijk om van tevoren goed na te denken wat u uw kind over het onderzoek gaat vertellen en hoe u het hierin verder gaat begeleiden. Kinderen krijgen soms te horen dat ze hoogbegaafdheid zijn zonder verdere tekst en uitleg. Dit kan voor veel onzekerheid en verwarring zorgen, zeker als het kind zelf een lage competentiebeleving heeft omdat het worstelt met de spellingsregels, zijn handschrift of het automatiseren van de tafels. Andersom kan het enorm helend zijn en een kind een boost geven als een kind op de juiste manier bij (de uitslag van) het onderzoek wordt betrokken. Kinderen voelen zich “gezien”, krijgen inzicht in hun eigen functioneren en gaan begrijpen hoe hun talenten en belemmeringen met elkaar samenhangen. Voor het kind kan dit de basis zijn van een reeel zelfbeeld en een gezond zelfvertrouwen, van waaruit het zich met de wereld kan verbinden.
Geschreven door:
Esther Bekker, Orthopedagoog Msc., oprichtser Scope