Executieve functies zijn de hogere controlefuncties in het brein die men nodig heeft om taken uit te voeren (Dawson & Guare, 2010): organiseren, opstarten, plannen, op koers blijven, impulsbeheersing, emotieregulatie, aanpassing en herstellen. Als je als ouder je kind de opdracht geeft om zich klaar te maken voor school, worden al deze vaardigheden op de proef gesteld. Zo wordt er van je kind verwacht dat het overzicht heeft over de verschillende stappen die moeten worden doorlopen. Het kind moet beginnen bij stap 1 – naar zijn kamer lopen -, een stap die weer onder te verdelen is in verschillende substappen (denk aan: naar de gangdeur lopen, de deur van de gang open doen, naar de trap lopen, op de eerste tree stappen, zich vasthouden aan de leuning, niet afgeleid raken door wat er aan de muur hangt, etc.). Alleen al bij deze eerste stap wordt er veel van zijn organisatievermogen gevraagd. Ook dient hij zijn impulsen te beheersen, niet van zijn koers af te wijken en zich aan te passen en te herstellen als dit wel gebeurt. Veel hoogbegaafde kinderen zijn tegen die tijd het spoor al bijster.
Een hoge intelligentie houdt niet automatisch in dat er sprake is van goed ontwikkelde executieve functies (Webb, Amend, Gore & DeVries, 2013). Hoogbegaafde kinderen laten op denkniveau al snel een voorsprong zien, maar hebben op het gebied van executieve vaardigheden nog veel ondersteuning nodig (Dawson & Guare, 2010). Als je merkt dat je kind vastloopt op bepaalde gebieden, kun je ze met de juiste hulp ondersteunen. Volgens Dawson & Guare (2010) zijn hier drie uitgangspunten van belang:
1) Pas de omgeving aan om ervoor te zorgen dat deze zo goed mogelijk bij je kind past.
2) Leer je kind de taken te doen waarvoor executieve functies nodig zijn.
3) Motiveer je kind om de executieve functies te gebruiken waarover het al bezit.
Niet alleen is het van belang hier te kijken naar de sterke en zwakke executieve vaardigheden van je kind, maar ook naar die van jezelf. Alleen op die manier zou je de juiste ondersteuning kunnen bieden aan je kind.
Pas de omgeving aan
Vooral bij jongere kinderen kan er gedacht worden aan het aanpassen van de omgeving. Je vraagt het kind niet om zijn gedrag te reguleren en je leert hem dat ook niet, je geeft alleen het goede voorbeeld. Zo kun je bijvoorbeeld de fysieke omgeving aanpassen door bepaalde prikkels weg te nemen (afleiding beperken) of gebruik te maken van ordeningssystemen. Door kinderen eraan te herinneren de spulletjes op de aangewezen plek op te ruimen, zullen ze uiteindelijk het concept ‘organisatie’ internaliseren. Ook kan de sociale complexiteit van een activiteit of gebeurtenis worden verminderd. Kinderen die moeite hebben met emotieregulatie, flexibiliteit of responsinhibitie, functioneren vaak minder goed in grote groepen mensen, of in situaties met weinig regels. Door deze mate van complexiteit beperkt te houden, zullen deze kinderen minder problemen ervaren. Een andere mogelijkheid is het aanpassen van de taak die het kind verwacht wordt uit te voeren. Door het verkorten of het ophakken van de grote taak in subtaken, wordt de taak voor het kind een stuk overzichterlijker en meer behapbaar.
Ten slotte is het belangrijk in het achterhoofd te houden dat het vermogen om executieve functies te gebruiken sterk afneemt in stressvolle situaties (Shanker & Barker, 2016). De zwakke vaardigheden worden op die momenten nog even extra benadrukt. Je kunt je voorstellen dat een hooggevoelig, hoogbegaafd kind (zie vorige blog) in stressvolle situaties in extremere mate reageert dan een kind dat minder gevoelig is. De aanpassing van de omgeving, en daarin ook je eigen gedrag, zorgt vaak al snel voor een afname in stressniveau.
Executieve functies aanleren
Vooral voor de oudere kinderen is het niet altijd haalbaar en zeker niet altijd nodig om de omgeving aan te pasen. Het aanleren van executieve functies gaat een stapje verder. Dit kan op twee manieren:
1) Op een informele manier door middel van gepaste reacties op het gedrag van je kind en de manier waarop je met je kind communiceert.
2) Op een meer gerichte manier waarbij je je kind leert om moeilijke taken aan te pakken omdat hij niet over de juiste executieve functies beschikt.
De informele manier gaat vooral om het kind met verbale ondersteuning te helpen begrijpen hoe relaties in elkaar steken, hoe concepten aan elkaar gerelateerd zijn en hoe nieuwe kennis aansluit op iets dat eerder is geleerd. Zo kun je het kind vragen stellen over waarom het iets zou moeten doen: “waarom vraag ik je voor het eten je handen te wassen?” Ook is het belangrijk om dingen en concepten uit te leggen. Je kunt bijvoorbeeld je kind uitleggen dat zijn fiets gaat roesten als deze iedere dag buiten in de regen blijft staan. Daarnaast kun je je kind laten weten dat je begrijpt hoe het zich voelt en waarom dat zo is. Je verwoordt hier de emoties die je ziet bij het kind met enige uitleg: “ik snap dat je teleurgesteld bent omdat je nu toch niet bij Roos kunt spelen”. Deze informele manier kan ook worden toegepast tijdens het spelen van een spelletje waarvoor planning, organisatie en volgehouden aandacht nodig is om het goed te kunnen spelen. Gedacht kan worden aan dammen en schaken of Zeeslag.
De directe, gerichte manier van het aanleren van executieve functies loopt volgens een aantal stappen:
Stap 1: allereerst bepaal je aan welk probleemgedrag je wilt werken. Het is hierbij belangrijk om precies na te gaan om welk probleemgedrag het gaat.
Stap 2: in deze stap wordt er een doel vastgesteld. Een doel is vaak een positieve herformulering van het probleemgedrag dat het kind laat zien. Het beschrijft wat je verwacht van het kind in termen van zichtbaar of hoorbaar gedrag. Van belang is dat het kind hierbij in betrokken wordt en dat er tussendoelen worden opgesteld.
Stap 3: na het opstellen van een doel is het van belang dat de stappen worden beschreven die het kind moet volgen om tot het doel te komen.
Stap 4: de te doorlopen stappen worden onder elkaar gezet in een lijst of checklist.
Stap 5: in deze stap dien je als ouder toezicht te houden op de stappen die het kind doorloopt. Het is belangrijk niet gelijk van het kind te verwachten dat het het gewenste gedrag heeft aangeleerd als het de stappen één keer heeft doorlopen. Kinderen hebben aanhoudend steun nodig bij het aanleren van nieuw gedrag.
Stap 6: ten slotte mag het toezicht geleidelijk worden afgebouwd. Deze geleidelijke afbouw is per kind en per aangeleerd gedrag verschillend.
Aanwezige executieve functies gebruiken
Als een kind over een aantal goed-ontwikkelde executieve vaardigheden beschikt, is het goed om je kind te motiveren deze vaardigheden in te zetten. Dit kan bijvoorbeeld door het geven van complimenten wanneer het kind de juiste vaardigheid laat zien. Een andere externe motivator is het beloven van iets leuks in het vooruitzicht als het gedrag op positieve manier ingezet wordt. Zo kan er bijvoorbeeld worden beloofd dat het kind een computerspel mag spelen als het zijn kamer heeft opgeruimd.
Aan de slag
Het is een lastige taak om te bedenken waar gestart moet worden met het ondersteunen van de ontwikkeling van executieve functies. Hierbij gelden een paar belangrijke vuistregels:
1) Beperk je tot het noodzakelijke.
2) Pas bovenstaande strategieën toe.
3) Pak specifieke dagelijkse activiteiten en taken aan.
4) Pak ten slotte pas de specifieke zwak ontwikkelde executieve functies aan.
Vind je het toch nog lastig om helder te krijgen welke executieve vaardigheden aandacht behoeven bij je kind, of hoe je dit aan kunt pakken? Vraag Scope dan hulp. Scope kan inzichtgevende vragenlijsten en handige stappenplannen aanreiken waardoor jullie samen wel gaat lukken!
Bronnen
Dawson, P. & Guare, R. (2010). Slim maar… Help kinderen hun talenten benutten door hun executieve functies te versterken. Amsterdam: Hogreve Uitgevers.
Shanker, S. & Barker, T. (2016). Self-reg. How to help your child (and you) break the stress cycle and successfully engage with life. New York: Penquin Press.
Webb, J. T., Amend, E. R., Gore, J. L. & DeVries, A. R. (2013). De begeleiding van hoogbegaafde kinderen. Assen: Koninklijke van Gorcum BV.